Trainingstechnisch: ‘de moderne principes van shaping’

Bewerkt door Kathleen Selleslagh

De 10 wetten van shaping werden voor het eerst gepubliceerd door Karen Pryor in haar boek “Don’t shoot the dog”. Maar enkele jaren geleden werden ze herbekeken. Een wet leek te zeggen dat het gebeiteld was in steen en moest gevolgd worden, maar in training met een dier moet je vooreerst kijken naar wat dat dier in kwestie nodig heeft. Soms is het nodig om af te wijken van een wet.  Het zijn dan ook geen wetten meer, maar principes geworden, die je zoveel mogelijk kan volgen: de moderne principes van shaping.

Sommige wetten stonden ook nog gefraseerd als ‘doe dit niet’, vanuit positieve training willen we net kunnen zeggen: ‘doe dat wel en dat levert je iets goed op.’ Verder zijn ze ook aangepast zodat ze nu korter verwoord zijn. Sommige wetten zijn verdwenen, andere samengevoegd en andere net iets anders verwoord. We bekijken hieronder de moderne principes van shaping.

1. Wees voorbereid voor je van start gaat

Maar al te vaak missen trainers het eerste ‘klikbare moment’ in een sessie. Wanneer dat gebeurt beïnvloedt dit het verdere verloop van de sessie. Deze fout komt vaak voor bij trainers die een target of een object gebruiken. Bv stel je wil de hond leren om op een matje te gaan liggen, je leg de mat klaar, hebt je voertjes nog niet klaar zitten, maar ondertussen loopt je hond gewoon uit zichzelf op die nieuwe mat en jij hebt daar niets mee gedaan. Het is zo belangrijk om klaar te zijn om de eerste interesse die het dier toont richting het eindgedrag te kunnen klikken. “Grijp wat je kan dat in de richting ligt van je doel,” zegt Karen Pryor.

Wanneer we een dier clicken om te kijken, snuffelen of poot op te leggen bij een mat of platform op de grond zeggen we niet alleen dat het eindgedrag iets te maken heeft met dat object, maar ook dat nieuwsgierigheid en ontdekkingszin iets opbrengen. Hoe meer nieuwsgierigheid en ontdekkingszin worden bekrachtigd, hoe meer zelfvertrouwen het dier ontwikkelt. We krijgen zo een dier dat creatief is en geïnteresseerd om te interageren met nieuwe objecten, en klaar is om nieuw gedrag te tonen. Zulk een dier is veel makkelijker te trainen omdat het openstaat voor nieuwe ervaringen.

Als je dus dat eerste klikbare moment mist, die snuffel, de blik ernaartoe de poot die het aanraakt, zeggen we tegen het dier: ‘het heeft daar niets mee te maken. Probeer iets anders.’ En dat is vaak wat het dier doet. Met die snuffel, blik of aanraking van het object vraagt het dier aan de trainer eigenlijk: ‘moet ik hier iets mee?’ Het ontbreken van de klik geeft hem als antwoord: ‘nee, dat is het niet.’ We zijn het verplicht aan onze leerlingen om een goede danspartner te zijn en geen tel in de muziek te missen.

2. Verzeker succes bij elke stap

Breek gedrag op in stapjes die klein genoeg zijn zodat de leerling altijd een realistische kans heeft om een bekrachtiger te verdienen. Dit principe werd toegevoegd om het aantal ‘dode momenten’ in een sessie te helpen verminderen. Dode momenten kunnen letterlijk de ondergang van een sessie betekenen. Je laat je dier hangen, en dat kan zijn omdat de trainer te lang gewacht heeft met de click, dat de trainingsomgeving niet goed was opgesteld of dat je als trainer te vroeg teveel verwacht.

Als je dier om welke reden dan ook blijft hangen in een sessie, dan doe je dus iets verkeerd. Hij zal een manier vinden om te kunnen omgaan met deze dode momenten. Doorgaans met gedragingen die niets te maken hebben met je einddoel, of met overspronggedrag dat voortkomt vanuit stress en een gebrek aan informatie.

Zoals Karen het verwoordt: ‘hij zou de hele tijd ofwel moeten werken ofwel moeten denken, behalve op die momenten dat hij zijn bekrachtiger aan het consumeren is of daarvan aan het genieten is.’

3. Train één criterium tegelijk

Kies voor welk gedrag je gaat klikken in die sessie. Hou je daar aan en klik niet voor 2 gedragingen tegelijk.

4. Wees soepeler met criteria als er iets verandert

Als je een stapje hoger gaat in moeilijkheid, wees iets minder strikt op wat je ervoor getraind hebt. Bv als je voor duur begint te gaan, wees iets minder strikt in je andere criteria.

5. Als één deur dichtgaat, zoek een andere

Als je plan niet werkt, verander dan het plan, het is slechts een gids, niet de bijbel,…

6. Hou trainingssessie continu

Tijdens een sessie zelf, blijf trainen, hou ‘afval’ uit je trainingsloop. Dit betekent een hoge beloningsgraad.

7. Ga terug naar de kleuterschool wanneer nodig

Als het niet lukt, ga dan een stap terug op de ladder en oefen daar langer op, zodat het dier begrijpt dat er bekrachtigers te verdienen zijn en niet afhaakt.

8. Hou je aandacht op je leerling

Onderbreek geen trainingssessie om je telefoon te beantwoorden, te praten of wat dan ook. Als je een pauze moet nemen geef het dier dan een duidelijk signaal dat je even pauze neemt.

9. Blijf voor op je leerling

Ken je plan! Als je leerling sneller leert dan je verwacht had, zorg dat je mee bent!

10. Stop wanneer je voorop ligt!

Eindig een sessie op het moment dat je leerling nog succes haalt en niet wanneer hij het ermee gehad heeft, het beu is, het niet meer snapt,…

Veel trainingsplezier!